Diasporic Self: Black Togetherness as Lingua Franca

Naar aanleiding van het project Diasporic Self: Black Togetherness as Lingua Franca, dat op 13 december 2018 opende bij tentoonstellingsruimte Framer Framed in Amsterdam en 7 december bij 198 Contemporary Arts & Learning in Londen, sprak Olave Nduwanje met initiatiefnemers Amal Alhaag (onderzoeker, curator) en Barby Asante (kunstenaar, curator). Het project onderzoekt de ideeën, meerstemmigheden en complexiteiten rond het begrip ‘Black Togetherness’ in Europa, specifiek met betrekking tot diasporische kunstgemeenschappen. Hoe spreek je bijvoorbeeld als zwarte Europese kunstenaar voor en over jezelf, los van het Afrikaans-Amerikaanse culturele kader en de dominante witte blik? En hoe kun je tot een voorstelling van zwarte kunst komen die echt dekoloniaal is en radicaal anders, los van de eurocentrische voorstellingsconventies?

DOOR OLAVE NDUWANJE

Het is een lichte ruimte; genereus belicht en luchtig opgesteld. De kleuren, onder de felle expositielichten en de terugkaatsing van de witte muren, zijn helder, aanwezig maar niet belastend. De ruimte is geometrisch opgedeeld in intieme nissen. Echter, de wandschermen zijn doorzichtig. De lage, minimalistische, kleurrijke zitbanken en tafels, zijn lang en breed, ogenschijnlijk massief, maar dat is schijn. De zitbanken zijn, in feite, licht; ze nodigen uit tot rust en comfort, tot het veranderen van de ruimte, tot ongerichte contemplatie en reflectie. 

In de hoek, een tafel met gevulde weckpotten, waarin ingrediënten fermenteren tot de Caribische delicatesse genaamd “Black Cake”. De weckpotten en hun inhoud verbuigen de tijd, vertragen en verzwaren haar. Het is een intieme omhelzing, die tastbare tijd waarin zwarte kunst, zwart samenzijn, zwarte creatie, zwarte lichamen, zich samenvouwen, fermenteren en voeden. Op de achtergrond, het geluid van een kind dat geconcentreerd spelend neuriet en lacht. Het is het vervlogen geluid van een gevangen moment van onbewust, ongedwongen zwart plezier, #blackboyjoy. De vibrato is licht, de hoofdklanken domineren, maar het resoneert desalniettemin dieper en dieper in de buik. 

Zwart samenzijn is, in deze eerste oogopslag van de expositieruimte, geopenbaard als open en kenbaar, levendig, tijdloos en tijdvol, uitnodigend en nostalgisch. Het is veeleer klein en intiem, niet groots en publiek. Het is ook niet “aards”, “geheim” of “exotisch”. Het is alledaags, weliswaar niet universeel, maar wel tastbaar en transparant. Ik bied deze observatie aan de curatoren aan, al vrij vroeg in het interview:  

“Wat me vrijwel meteen opviel, was de geometrische verhoudingen in de ruimte: de driehoekige wandschermen, de strakke mathematische lijnen op de doorzichtige doeken, de kosmische verwijzingen naar de zon, de minimalistische blokken van kleur. Dit is heel iets anders dan de gebruikelijke symboliek van “primitiviteit”, aardsheid, rondingen, etc, rondom zwartheid en Afrika. De ruimte lijkt hier een breuk mee te maken. In feite, ik zou de ruimte willen typeren als bescheiden.”

Amal: “Grappig dat je dat woord gebruikt: “bescheiden”. Het is namelijk juist onze bedoeling geweest om de expo en de werken niet te beladen met interpretatie. We hebben dan ook geen academische contextualisering. Dat was een van onze radicale keuzes. Zowel in Londen als in Amsterdam zul je geen uitleg vinden van hoe je naar de werken moet kijken. 

Drie jaren terug, toen Barby en ik hierover begonnen te praten en na te denken, stelden wij onszelf in essentie 2 vragen: “Hoe spreken we, als zwarte Europese kunstenaars, voor en over onszelf? Vrij van de witte blik en vrij van Afrikaans-Amerikaans culturele dominantie?” En: “Hoe breng je een dekoloniaal project tot leven.” En ik ben het met je eens dat de taal die vaak gebruikt wordt om zwarte cultuur en kennis te kaderen, ons vaak reduceert tot een specifieke reikwijdte en modes van kijken en nadenken over kunst - of het nou geschreven, gezongen, visueel, sonisch, etc is. Omdat wij hier geen voorstel tot doen, tot uitleg, is het daarom misschien niet pretentieus.” 

Barby: “Gisteren vroeg iemand mij waarom we geen labels en begeleidende teksten bij de werken hebben staan. Het is een poging om de werken niet te individualiseren, om een collectief gesprek te initiëren tussen de werken, de kunstenaars, maar ook het publiek. Het is natuurlijk voor velen meteen duidelijk, of herleidbaar, welk werk bij welke kunstenaar hoort. Desalniettemin, de werken, zonder begeleidende tekst, komen zo tot een soort van samenleven met elkaar. Met deze expo zijn we gaan experimenteren met het doel muren te breken, als het ware. Breken met kennissystemen en conventies. Breken met noties van individueel eigenaarschap, bijvoorbeeld. Om ruimte te creëren voor het verkennen van collectief eigenaarschap. Het was wel een uitdaging, hoor.”  

 “Zwart samenzijn/zwarte samenhorigheid is uiteraard precair. Het is bestreden en betwist. Bijvoorbeeld: we kennen de opgelegde scheidslijnen tussen de Franssprekende Afrikaanse diaspora en de Engelssprekende Afrikaanse diaspora. Zo ook de scheidslijnen tussen de Surinaamse, Afro-Caribische diaspora, en meer recente Afrikaanse diaspora. Ik denk dan ook bijvoorbeeld aan de relatieve onzichtbaarheid van zwarte liefde, vriendschappen, familie, collectiviteit. Zwart samenzijn/samenhorigheid voelt broos en kwetsbaar aan.” 

Amal: Ja, zwart samenzijn en samenhorigheidis inderdaad bestreden en betwist. Wij hebben ervoor gekozen om de verschillende kunstenaars niet te categoriseren op grond van hun afkomst. Uiteraard zie je hier verschillende talen en ervaringen vertegenwoordigd. Maar we hebben geen interesse in het categoriseren van deze zwarte kunstenaars. Ik denk, overigens, dat we op een punt zijn gekomen waar we ofwel witte suprematistische structuren reproduceren, of we bevrijden ons daarvan. De uitdaging is dan ook om onszelf niet te categoriseren, ondanks het feit dat ons al eeuwenlang categorieën zijn opgelegd. En dat hebben wij hier geweigerd. 

We zijn, overigens, nog steeds bezig met de verdere ontwikkeling van het radio-gedeelte van dit project. Radio en andere vormen van uitzenden zijn belangrijke werktuigen in vele Afrikaanse culturen, ook om elkaar te kunnen spreken. Ik kan me bijvoorbeeld nog goed herinneren dat mijn oma bandjes opnam voor ons, en dat we er dan naar luisterden. Dat elkaar zenden naar elkaar; het is heel intiem, weet je. Ik denk dat de verscheidenheid in ervaringen, de complexiteit van zwart zijn, maar ook de fricties, in het radio-deel sterk naar voren zullen komen. Zo kunnen we ook tot een nieuwe voorstel komen van wat zwarte samenhorigheid en samenzijnis, of niet is, en kan worden. 

Barby en ik hebben samen veel nagedacht en gesproken over het voeren van moeilijke gesprekken met ruimte voor onze collectieve trauma’s. Wij moeten erkennen dat het heel lastig en pijnlijk kan zijn om als Afrikanen in Nederland geconfronteerd te worden met de Afro-Surinaamse en Afro-Caribische dominantie van het zwarte discours in Nederland. Hoe komen we tot elkaar, hoe vinden we elkaar, wanneer onze ervaringen niet dezelfde zijn, maar onze pijn en trauma’s wel altijd aanwezig zijn? Dit project gaat dus ook heel erg over onze verschillen. Om ruimte te maken voor onze verschillen, om ze een plek te geven. We hoeven elkaar ook niet helemaal te begrijpen. Een werk mag bijvoorbeeld prima in het Frans zijn of in Sranan Tongo, zonder dat wij het hoeven te vertalen of definiëren. 

 Barby: “Om even terug te gaan naar het precaire van zwart samenzijn en samenhorigheid, ik denk dan aan hele concrete samenzijn/samenhorigheid momenten, zoals Keti Koti, Carnaval, de zwarte nod, etc. Ook hoort hierbij een analyse van hoe we politiek gezien samen komen en opereren. En ik denk dat die analyse wellicht ook vraagt om een herdefinitie van Zwartheid. Wellicht moeten we Zwartheid meer abstraheren en uitbreiden. Wat verstaan we onder Zwart? Ik ben vooral geïnteresseerd in de diepte die we toekennen aan Zwartheid. Zwartheid is namelijk niet oppervlakkig. 

In de fotografie en in boekdruk, spreken ze van ‘Rich Black’, omdat het drukken van zwart veel vraagt. Zwart vereist investering en inzet. En investering en inzet is ook een kwestie van ongemakkelijkheid aangaan. Zo zie ik dus ook vaak een ongemak met seksuele- en gender diversiteit vraagstukken in de zwarte kunstvoorstelling. Door dat ongemak worden deze onderwerpen onzichtbaar gemaakt. Met de presentatie in Diasporic Selfhebben we juist seksuele- en genderdiversiteit expliciet gemaakt. De zwarte trans en queer werken en artefacten in de tentoonstelling laten ons zien hoe groot en sterk hun engagement is tot verbinding, elkaar, samenzijn en samenhorigheid. Wij wilden hun engagement ten opzichte van de gemeenschap zichtbaar maken, maar ook laten zien dat onze queer broeders, zussen en anderzijds, een onlosmakelijk deel uitmaken van zwart-zijn. Dat ook zij onze zwarte gemeenschappen in stand houden. Dat zij ons aanzetten tot nieuwe taal, tot nieuwe inzichten en perspectieven, maar ook nieuwe praktijken. 

Audre Lorde droeg ons wijselijk op om anders na te denken over de erotiek. Over het ontstijgen van de omheining van onze eigen lichamen, van ons eigen plezier, om te reiken naar collectiviteit, naar gemeenschappelijk plezier.“

“Wat me verder opvalt is het samenkomen van verleden, heden en toekomst in deze ruimte. Van een nostalgische reconstructie van familiegeschiedenissen tot afro-futuristische vergezichten. Zij aan zij positioneren jullie een queer archief en een onderzoek naar karikaturale beeldvorming en de witte suprematistische constructie van zwartheid.”

 Amal: “Ja, we kozen voor de informele archieven van Ajamu en Anne Krul. Alledaagse archieven van documenten die geliefd zijn en dierbaar zijn. En dat is ook wel heel erg eigen aan 198 Contemporary Arts & Learning in Londen. Zij zijn al meer dan 30 jaar een verzamelplaats voor zwart onderzoek en experiment, maar ok voor het zwarte geheugen.”

Barby: “De Londense opening van deze tentoonstelling viel zelfs exact op de 30-jarige verjaardag van 198. Ik vind de inclusie van deze archieven ook heel belangrijk. Sterker nog, ik denk dat we bij het creëren van nieuwe werken, verhalen archiveren. Soms vergeten we dat “nieuwe ficties” historische referenties belichamen. Verhalen die weggelaten zijn, documenten die zijn verbrand, geschiedenissen die weggevaagd zijn. Nástio Mosquito [een van de kunstenaars in de tentoonstelling], bijvoorbeeld, is in staat om alternatieven te schetsen voor het ritualiseren van de herinnering, en het herinneren. 

Zoals Amal net zei, de documenten hier maken deel uit van persoonlijke archieven. Deze documenten zijn niet opgenomen in institutionele archieven, en daar hebben we bewust voor gekozen. En we willen de archieven, hier en in Londen, ruimte geven om te blijven groeien. Mensen geven ons artefacten om toe te voegen aan de muur, dus het is een archief dat leeft en organisch groeit.”

Amal: “Sterker nog, mensen kunnen ook iets meenemen van de muur van Anne Krul. Zolang je zelf maar weer iets toevoegt aan de muur. En natuurlijk, ook Ajamu’s Black Cake weckpotten zijn een archief.”

 “Zwarte kunst lijkt vaak onderworpen te zijn aan haar eigen temporele wetten. De tijd in de zwarte kunstvoorstelling lijkt me vaak versneld, wellicht ook door de presentatiekeuzes die gemaakt worden door curatoren en galeries. Maar hier, proef ik een bepaalde rust, een vertraging. Ik kan me voorstellen dat ik hier een paar uren zou kunnen chillen, wellicht wat vrienden uitnodigen en hangen hier.”

Barby: “Ik denk dat het belangrijk is voor kunstenaars om na te denken over de positionering van hun werk. Wat we moeten doen, als zwarte kunstenaars in Europa, is steeds van gedaante wisselen. Als ik denk aan onze kinderen, vraag ik me af of wij een wereld in stand willen houden waar ook zij constant van gedaante moeten veranderen. Welk ander voorstel kunnen we doen, of welk alternatief aanbieden, waarbij zij kunnen zeggen: “maar dat wil ik helemaal niet.” 

Amal: “Ja, ik ben echt allergisch voor radicale zwarte kunstvoorstellingen die lijken op witte kunstvoorstellingen, maar dan met zwarte namen. Ik ben er echt tegen. Met alle respect voor al die gevierde en geroemde curatoren van Black Excellence kunst, wij hebben anders geïnvesteerd in onze relaties met de kunstenaars; wij hebben de rol van facilitatoren[O1] aangenomen, en niet die van klassieke curatoren. Dat deden we niet alleen om de hiërarchische machtsverhoudingen te neutraliseren, maar om te voorkomen dat wij het canon van eurocentrische voorstellingsconventies zouden reproduceren. Dus je kan heel goed de meest radicale zwarte kunstenaars presenteren, maar onrecht doen aan zwarte werken, levens en verzet door het te kaderen in witheid. 

Barby: “En daarom hebben we ook ruimte gemaakt voor black joy, tijdens de openingen. In Londen, hadden we zelfs veganistisch Sierra Leoons voedsel. En in Amsterdam hebben we een feest gehouden, met toffe dj’s en het gezamenlijk maken van de Black Cake. Het is voor ons heel belangrijk om een sociale dimensie toe te voegen aan het geheel. Want dat is ook onze realiteit, het sociale, het familiale (gegeven of gekozen) is een belangrijke pijler van zwart samenzijn en samenhorigheid. Waarom zouden we ons moeten conformeren aan witte voorwaarden en normen van kunst.” 

 

______________________________________________________________________________

Diasporic Self: Black Togetherness as Lingua Franca is een gemeenschappelijk project geïnitieerd door kunstenaar en curator Barby Asante en onderzoeker en curator Amal Alhaag.

 Deelnemende kunstenaars: Ajamu, Lydienne Albertoe, Jabu Arnell, Nadeem Din-Gabisi, Hannah Catherine Jones, Afaina de Jong & Inna Vision, Anne Krul, Rabz Lansiquot, Silvia Martes, Nástio Mosquito, Pascale Obolo.

 Data Framer Framed, Amsterdam: 14 december 2018 – 17 februari 2019. Link: www.framerframed.nl

 Data 198 Contemporary Arts & Learning, Londen: 8 december 2018 – 25 januari 2019. Link: www.198.org.uk