50 tinten bruin

Het regende VANDAAG in Brussel. dit lag niet alleen aan stads grauwe lucht, het waren december blues. Bitterzoete druppels van jeugdherinneringen die over mijn wangen gleden.  Het niet zo heerlijk avondje was gekomen en weer heengegaan. Ondanks de bescheiden franstalige Saint-Nicolas festiviteiten,  had ik haar voor het 5e jaar op een rij behendig weten te ontwijken. Zij was een van de redenen waarom ik 4 jaar geleden naar het multiculturele Brussel verhuisde. Maar ook in deze overwegend bruine stad, werd mijn zwart-zijn mij niet altijd ten dank afgenomen.

door Hélène Christelle Munganyende
 Anti-zwart racisme gaat niet alleen over witte mensen, net zo min als seksisme en homofobie enkel over witte mannen gaan. Afro-fobie binnen gemeenschappen van kleur is nog altijd een hardnekkige kwaal. Een vorm van racisme, specifiek gericht aan de Afro- en doorgaans - Sub-Saharaanse zwarte medemens.  Waarnaar  psychiater Frantz Fanon in 1951 verwees als négrophobie[1]. Dit anti-zwart racisme is onder andere gestoeld op een onderbelichte geschiedenis van Arabische slavenhandel, die zich strekte van Noord-Afrika, langs de ‘Swahili kust’ tot aan de Indische oceaan. Dit gegeven vormt een ongemakkelijke en complexe geschiedenis voor de Afro-gemeenschappen in het Midden-Oosten, maar ook voor de Afro-gemeenschappen in Europa, ten opzichte van andere Europeanen van kleur..

 “Vuile, vieze Afrikaan!" Ik beet op mijn lip. Ik had nu al spijt dat ik me weer had laten overhalen om op het schoolpleintje te komen hangen van mijn nieuwe basisschool. Ik zag mijn Marokkaanse oud-buurmeisje op me afstappen, ze bracht haar gezicht nu dichtbij, ik kon de warme adem uit haar mond in mijn gezicht voelen. Ze maakte haar ogen tot spleetjes, de woordvloed die ze er daarna uitstortte zal ik jullie besparen. Ik beet op mijn lip “Oh ja?!, wat je zegt ben je zelf, want waar denk jij dat Marokko ligt?” – ik zag haar heel even peinzen. Toen lachte ze me uit en liep weg. Ik bleef achter, mij afvragend waar ze zo in vlijmscherpe tongen had leren spreken.

 Wanneer documentaties over Trans-Atlantische slavenhandel worden vergeleken met Indische oceaan slavenhandel, valt algauw op dat de laatste zich over een langere periode voltrok, waarin verschillende volkeren van kleur tot slaaf gemaakt werden[2]. Historische steden zoals Istanboel, Alexandrië, Tripoli en de heilige stad Mekka, golden hierbij als belangrijke handelsposten en slavenmarkten.  Het waren niet enkel zwarte volkeren die tot slaaf werden gemaakt[3]. Opvallend is wel de manier waarop de verschillende gemeenschappen van kleur die slachtoffer werden van het slavernijsysteem, zich manoeuvreerden tussen de concepten van ‘wit’ en ‘zwart’. En daarbij vooral zo min mogelijk zwart wilden zijn. Die erfenis vinden we vandaag terug in woorden als ‘abeed’, ‘coolie’, en ‘kaffir’. Woorden die op hun beurt en binnen verschillende historische contexten gebruikt werden om ‘ongelovige’, ‘dienaar’ of ‘slaaf’ aan te duiden.

In geschriften van Arabische geleerden uit de Middeleeuwen maken we voor het eerst kennis met een niet zelden denigrerende beschrijving van zwarte volkeren door bruine reizigers en handelaren. Zo ook de historische geograaf Al-Muqaddasi[4], die zwarte volkeren die hij tegenkwam op zijn route beschreef als “mensen met een zwarte huid, platte neus, kroeshaar en weinig begrip of intelligentie”. Hij noemde ze Zanj.  Een eeuw later zou Ibn Battuta, een van de grootste Arabische ontdekkingsreizigers van de pre-moderne tijd, deze achterhaalde beelden van Afrikaanse beschavingen tegenspreken. Battuta schreef hier in 1331 over "We reisden op zee naar de stad Kulwa, Oost-Afrika(... )Het merendeel van de mensen zijn Zunuj, extreem zwart (...)De stad Kulwa is een van de mooiste steden van de wereld en erg elegant gebouwd. Hun hoogste deugden zijn religie en gerechtigheid, ze zijn Shafi'i in ritueel.”[5] Ook in de eeuwen daarna vinden we in de documentatie van reizen op het Afrikaanse continent, beschrijvingen van welvarende Afro-gemeenschappen, gedijend in hoge cultuur en onafhankelijkheid. Regio’s van Oost- tot West-Afrika zoals het Songhai imperium van Mali. Deze regio’s rekenen we nog steeds tot een van de oudste en machtigste Islamitische beschavingen in de geschiedenis. Weer andere regio’s doorbraken genderstereotypen die we in het Westen kennen, door de aanwezigheid van vrouwelijke leiders zoals Ann Nzinga Mbande van Angola en openlijke homo en lesbische relaties[6][7], zoals de Sudanese Zande, de Camerounese Pangwe en de Nzima van Gabon[8].

Ondanks de progressieve continentale realiteit was er bij het aanbreken van het koloniale tijdperk niet veel veranderd aan de bruine perceptie van zwarte mensen[9]. We merken dit onder meer uit de essays van Ghandi, 1896: “ In de kolonies lijkt er een algemene overtuiging te heersen dat de Indiërs niet veel beter zijn dan de zwarte barbaren. Het gevolg hiervan is dat de Indiër verlaagd wordt naar dezelfde positie.  Europeanen pogen ons te degraderen tot de positie van de wilde Kaffir ”[10].  Door de eeuwen heen zien we dat witheid niet enkel representatief is geweest voor een huidskleur, maar vooral ook voor uiterlijke kenmerken, schoonheidsidealen en sociaal-maatschappelijke posities. Ghandi wilde zich de sociaal maatschappelijke positie van witheid toe-eigenen. Daarvoor moest hij zijn uiterlijke kenmerken en nabijheid tot witheid benadrukken, maar vooral zijn verwijdering van de Afro-mens in Zuid-Afrika. Dit verwerpen van zwarte identiteit zou Frantz Fanon later “het witte masker” noemen. In de context van koloniaal Frankrijk en haar gekoloniseerde eiland Martinique zei Fanon: “ De zwarte man uit Martinique die verblijft in Frankrijk, ondergaat een ‘genetische verandering’. Hij meet zich de Franse taal aan en verwerpt radicaal het Creools. Frans spreken is namelijk synoniem aan wit worden en assimileren.”. Ook Ghandi leek een wit masker op te hebben. Als bruine, man was hij enigszins geprivilegieerde in India, maar eenmaal in Zuid-Afrika en gemarginaliseerd, was hij blind voor zijn eigen Afro-fobie.

 De Arabische slavenhandel die al bestond sinds de Middeleeuwen, maar opbloeide in de jaren 1830 en aangroeide tot ver in de 20e eeuw,  liet duidelijke sporen achter. Ze is een van de oudste vormen van slavenhandel binnen het Afrikaanse continent. Oudste betekent echter niet dat ze de enige slavendrijvers op het continent waren of de grootste impact hadden. Wel is het gedurende de bloei van deze slavenhandel periode, dat we de eerste sporen vinden van anti-zwart racisme binnen de bruine gemeenschap. Kennis over de erfenis van Arabische slavenhandel voor Afro-Arabieren,  Afro-Aziaten en de erkenning van de hardnekkige Arabische assimilatie politiek onder inheemse Noord-Afrikaanse volkeren als de Amazigh en de Nubiërs, zijn belangrijke middelen om bewustwording teweeg te brengen over anti-zwart racisme binnen gemeenschappen van kleur. We maken daarmee een begin aan het pijnlijke gesprek over Arabische suprematie. Pijnlijk omdat ‘de Arabier’ een geracialiseerde term is, die vaker dan niet foutief wordt toegepast en niet altijd de demografische meerderheid van de Midden-Oosterse landen in kwestie vertegenwoordigd. Pijnlijk in tijden waarin islamofobie hoogtij viert, en waarin iedere kritische noot over intracommunautaire uitsluiting als stok wordt gebruikt om ons allen mee te slaan.

 Nakomelingen van tot slaaf gemaakte Afrikanen en hun Afrikaanse cultuur vinden we vandaag de dag terug in en rondom de voormalige slavenhandelsroutes van de Midden-Oosten/Noord-Afrika regio.  Plaatselijke Afro-Indiërs in de westelijke staat van Gujarat bijvoorbeeld. In kunst en cultuur zijn dat de West-Afrikaanse invloeden in de Marokkaans Algerijnse Gnawa muziek en Esmeray, de Afro-Turkse Billy Holliday. Afro-Arabieren vinden we ook ten Noord-Westen van Libië, in Palestina en in Irak[11] en Iran.  Hetzelfde Irak dat eeuwen voor de historisch succesvolle slavenopstand in Haïti, haar eigen slavenopstand kende, de Zanj revolt[12]. Hetzelfde Iran waar er een met Nederland vergelijkbare zwartepiet traditie bestaat, genaamd Hadji Firoez. Wie in Nederland woont herinnert zich nog goed de dag, dat de VN haar ongenoegen uitsprak over de Nederlandse pietentraditie. Ironisch gezien is die traditie in haar Iranese vorm door de VN erkend als werelderfgoed.[13]

 In de huidige generatie wordt het gesprek over anti-zwart racisme en Afro-fobie binnen gemeenschappen van kleur veelal online gevoerd. Een twitter search op het woord “abeed” haalt niet veel goeds boven water. DeAfro-Amerikaanse Dawid Walid startte daarom in 2014 een twitter campagne om het gebruik van het woord ‘abeed’ en andere vormen van anti-zwart racisme binnen gemeenschappen van kleur, tegen te gaan.  Echter in Nederland en België blijft het gesprek tussen bruin en zwart nog aan de oppervlakte.

 Journaliste Hasna Ankal kan hierover meepraten:  “Er is een onterechte gelijkschakeling van 'Afrikaans' met zwart. Vele niet-zwarte Noord-Afrikanen menen zich te kunnen identificeren met zwarte mensen, door hun Afrikaanse identiteit. Als "mixed" moslim voel ik dat ik daar tussenin zit. Ik noem mezelf bewust niet zwart, omdat ik vind dat ik daarmee riskeert ervaringen weg te wissen van mensen met een donkere huidskleur. Als ik zelf mijn hoofddoek in turban of "Afrikaanse " stijl draag word ik bij sommige luchthavens in Marokko scheef bekeken en wordt mijn Marokkaanse identiteit in vraag gesteld, niet met positieve complimenten die Marokkanen met een "Spaans" uiterlijk krijgen, maar met het wantrouwen dat vrouwen uit Sub-Sahara Afrika krijgen; een wantrouwen dat zegt dat ze misschien extra gecontroleerd moeten worden om illegale migratie te vermijden.”

Ook Filosofen Khadija al Mourabit en Heidi Dorudi kunnen hierover meepraten. Heidi: “Ik ben een bruine vrouw. Een ‘halfbloed’ — liever zeg ik dubbelbloed: half Duits, half Perzisch. Sinds ik in Europa leef, ben ik vaak het mikpunt van discriminatie en racisme geweest. Ik weet dus wat dat is. Je zou denken dat ook mijn zussen dit weten. Toch hebben zij er op de een of andere manier een wit masker opgelegd. Ze bejegenen zwarte mensen — en soms zelfs andere bruine mensen — even racistisch als dat witte mensen dat doen: vol met stereotypen en wantrouwen. Ik spreek hen dan erop aan: “Jullie zouden toch beter moeten weten. Zijn jullie al vergeten hoe we zelf behandeld werden door witte mensen?” Heel af en toe, als er voldoende tijd is de discussie werkelijk aan te gaan, dringt er dan toch iets door. Het blijft een moeilijke strijd om voor zwarte rechten te vechten. Op een abstract niveau kan er op een gegeven moment wel begrip worden opgebracht, maar in de praktijk blijkt telkens weer hoe hardnekkig de stereotypen zijn.” Heidi herkent de traditie van Hadji Firoez uit haar jeugd “Tot voor kort was ik in de onwetende veronderstelling dat Iran geen slavernijverleden had. Nu weet ik beter.Het zou mij dus absoluut niet verbazen als de Iraanse Hadji Firoez vanuit dezelfde stereotypering van zwarte mensen is ontstaan als de Zwarte Piet.” Khadija maakt zich net als Hasna zorgen om het anti-migratie beleid van Marokko: “Vanuit de EU is er geld gegeven aan Marokko om Afrikanen uit de zuidelijke delen van het continent te weren de EU te bereiken en daarmee vormt dit ook propaganda die vaak anti-zwart is[14]. Hoewel er daarnaast generaties lang Sub-Sahara Afrikanen met een Marokkaanse nationaliteiten identiteit in het land wonen, is er nog steeds sprake van anti zwartheid. In Nederland is dit gekoppeld aan een bepaalde patriarchale houding van lichtere Marokkanen, die Marokkaanse vrouwen reduceren tot hun eigendom. Ik heb Marokkaanse Amazigh vriendinnen die oorspronkelijk uit het zuiden van Marokko komen en die door sommige lichtere niet worden gezien als volwaardig Amazigh. Soms worden de mannen aangezien voor Surinamers. Wanneer zij dan met hun lichtere Amazigh wederhelft en kinderwagen lopen, krijgen zij racistische uitingen naar het hoofd geworpen.”

 Thuis aangekomen na het incident op het schoolplein, barstte ik in tranen uit voor mijn ouders. Ze begrepen er niets van, een overwegend bruine school, daar moest hun dochter zich toch juíst thuis voelen? Op het witte schoolbestuur afstappen om een klacht in te dienen tegen mijn klasgenootje deden ze niet. Zij werd al vaak genoeg de klas uitgezet. Mijn ouders kenden haar ouders en thuis hadden ze het niet makkelijk. In plaats daarvan werd ik in de herfst van dat jaar overgeplaatst naar een andere basisschool. De censuur van solidariteit.

Van buitenaf zag ik de discussie rondom de racistische karikatuur van zwarte piet steeds meer internationale aandacht genieten. Echter een aanzienlijk deel van demigrantengemeenschap binnen Nederland leek die pijnlijke volksdans te ontspringen.  Met name de niet-zwarte gemeenschappen van kleur.

Als we de discussie over anti-zwart racisme op onze eigen Europese en met name Nederlandse context betrekken,  zien we daarom hoe belangrijk het is dat we deze gesprekken tussen bruine en zwarte mensen, tussen zwarte en niet-zwarte moslims en tussen moslim en niet-moslim Afro-Nederlanders gaan voeren. We zien hoe de urgentie van assimilatie, het gedwongen aanpassen naar de koloniale norm, witte norm of meerderheid, die in het koloniale tijdperk voor Ghandi gold, in onze moderne tijd ook voor bruine mensen in Nederland en Europa kan gelden. Uit de urgentie voor assimilatie, wordt niet zelden Afro-fobie geboren. Afro-fobie als bewijs voor een nabijheid tot witheid,  Anti-zwart racisme, uitgevoerd door mensen van kleur, die enkel schijnsolidariteit in de hand werkt. Om een einde te maken aan die gebrekkige solidariteit mogen we het bestaan van zwarte moslims als etnisch diverse groep binnen de moslimgemeenschap en als religieuze groep binnen de zwarte gemeenschap niet langer uitwissen. Daarnaast moeten bruine gemeenschappen gedekoloniseerd worden. Dekolonisatie waar naast de Westerse cultuur ook Arabische cultuur; geen norm is waaraan etnische diversiteit zich moet onderwerpen. Een zwart individu zou niet Mohammed Ali moeten heten, of zich net als Malcolm X moeten bekeren, om solidariteit teweeg te brengen voor de rechten van Afro-gemeenschappen wereldwijd.

Van schijnsolidariteit naar gedekoloniseerde waarachtige solidariteit. Waar Black Lives Matter en Free Syria kreten zijn, uit eenzelfde soort publiek. 


Hélène Christelle telt 23 rebelse levensjaren tussen Kigali, Eindhoven en Brussel. Op een koude lenteochtend landde ze als vluchteling in Nederland. Vier jaar geleden verhuisde ze naar de Europese hoofdstad Brussel. Vanuit daar combineert ze haar studie politieke wetenschappenmet werk en onderzoek over politieke emancipatie in de Afro-Europese context. Also: Plantain= bae.

[1]Fanon, Frantz (2008): Black skin, White 
[2]OliyankaKudusAmuni (2013): Arabinslavement of Africans: An islamic viewpoint.
[3] Williams, Karen (2016): An introductionto the Indian Ocean slavetrade. https://mediadiversified.org/2016/05/04/an-introduction-to-the-indian-ocean-slave-trade/
[4]Kitab al-Bad' wah-tarikh, vol.4
[5]Batuta, Ibn, Said Hamdun, andNoelQuinton King. IbnBattuta in Black Africa. Markus Wiener Pub, 2005.
[6]O. Murray, Stephen (2001) Boy-WivesandFemale-Husbands: Studies in AfricanHomosexualities: Studies of AfricanHomosexualities
[7]Epprecht, Marc (2008) HeterosexualAfrica?[8]https://www.theguardian.com/commentisfree/2014/mar/08/african-homosexuality-colonial-import-myth
[9]https://mediadiversified.org/2016/06/29/gandhi-no-indian-is-a-coolie-by-birth/
[10]The Collected Works of Mahatma Gandhi, Government of India (CWMG), Vol I, p. 150
[11]https://www.alarabiya.net/articles/2008/11/03/59402.html
[12]https://www.britannica.com/event/Zanj-rebellion
[13]http://www.un.org/en/events/nowruzday/
[14]https://www.hrw.org/news/2014/02/10/morocco-abuse-sub-saharan-migrants