1001 vrouwen bevroren in identiteit

Hoewel er stappen lijken te zijn gemaakt om vrouwen een plek te geven in de Nederlandse geschiedschrijven lukt het de curatoren van de tentoonstelling 1001 vrouwen in de 20ste eeuw in het Amsterdam Museum niet om de ‘geschiedenis’ als niets anders dan het neutrale verhaal van witte mannen te weergeven waarbij vrouwen en mensen van kleur zich blijven bewegen in de periferie.

DOOR EMMA VAN MEYEREN

In het Amsterdam Museum is nu de expositie 1001 vrouwen in de 20e eeuw te zien. De expositie volgt het zojuist onder dezelfde titel verschenen boek van Els Kloek. Een overzichtswerk waarin 1001 vrouwen die in de 20e eeuw bijgedragen hebben aan de emancipatie van de vrouw uitgelicht worden. Vijf jaar geleden schreef Kloek een soortgelijk boek, 1001 vrouwen uit de Nederlandse geschiedenis, waarmee zij de prijs voor het Beste Geschiedenisboek Aller Tijden won.

Het is zonder twijfel hard nodig om de zichtbaarheid van de rol van vrouwen in de geschreven geschiedenis te vergroten. Te vaak zijn onze bijdragen aan politiek, wetenschap, kunst en filosofie vergeten of onderschat. 1001 vrouwen laat korte biografieën zien van vrouwen die op allerlei manieren de koers van de Nederlandse geschiedenis veranderd hebben. Van Tjoet Nja Din die in 1905 gevangen werd genomen op Java voor haar protest tegen het Nederlandse kolonialisme, tot Maria Montessori van de bekende Montessori lesmethode. Het boek en de tentoonstelling zijn in vijf delen opgebouwd aan de hand van geboortejaar en laat naast foto’s en korte biografieën een aantal objecten zien. Die objecten verschillen van de tekeningen van Fiep Westendorp tot de wieg van prinses Juliana.

Vrouwen & Makers: Truus Schröder (1889-1985)

In de zalen zijn objecten opgesteld in glazen kasten en hangen biografieën en foto’s van een selectie van de 1001 vrouwen aan de muren. Ik voel me verloren tussen de informatie en vraag me af wat de objecten me willen vertellen. Zoals veel historische tentoonstellingen, lijkt het alsof ik wandel door flarden van een geschiedenisboek, terwijl het gehele verhaal me ontgaat. Als ik na een half uur aankom bij een maquette van het Rietveld Schröderhuis, begin ik me af te vragen hoe de rol van vrouwen in de ontwikkeling van kunst en architectuur in deze maquette te ontdekken is. Om een voorbeeld te geven van mijn verwarring: hoewel ik een overtuigd feministe uit Utrecht ben, heb ik het Rietveld Schröderhuis altijd het Rietveldhuis genoemd en heb ik lange tijd geen idee gehad wie mevrouw Schröder is, laat staan wat haar bijdrage was aan het huis. Dat terwijl Truus Schröder de opdrachtgeefster was voor het huis, en verantwoordelijk was voor de binnenhuisarchitectuur. Maar ook nu zie ik alleen de buitenkant van het huis. De symboliek van dat onderscheid tussen binnen en buiten, en de manier waarop gender hierin een rol speelt ontgaan me niet. Maar de vraag rest: waarom kon haar werk niet tentoongesteld worden?

Op deze manier breekt de tentoonstelling onvoldoende met het idee dat mannen de makers zijn. Zij zijn kunstenaars, intellectuelen en pioniers. En vrouwen kunnen daar enkel aan bijdragen. Veel vaker worden vrouwen afgebeeld als degenen die meehelpen aan ontwikkeling en niet als de bedenkers of primaire makers ervan. 

Vrouwen & Vrouwen: Francina de Neef (1864-1948)

Als je de teksten op de wanden leest dan ontdek je wat Schröder haar rol was, maar zou een tentoonstelling dit niet juist ook moeten laten zien? De vele boeken en pamfletten die achter glazen wanden te zien zijn versterken mijn gevoel dat ik het gedachtegoed van deze vrouwen niet kan ontdekken. Zo zie ik het weekblad Evolutie: weekblad voor vrouwen (1893) of het boek Widijawati. Het Javaanse meisje (1948), maar kan ik het niet openslaan. Niet alleen blijven de bijdragen van vrouwen zo op een tastbare manier nog steeds verscholen, ook de verschillen tussen vrouwen krijgen niet de aandacht die ze verdienen.

Het is ongemakkelijk, zelfs pijnlijk, om de armbanden die tot slaaf gemaakte vrouwen zoals de moeder van Francina de Neef in Suriname moesten dragen in dezelfde expositie te zien als een jurk van koningin Wilhelmina. Hoe staat de onderdrukking die we vinden in het ene object in verband met de status van het andere? De presentatie van de objecten roept die vragen niet op. 

Dat laat de gebreken van een identiteitspolitiek die niet intersectioneel is zien. Om te breken met het dominante witte narratief van de vrouwenbeweging in Nederland is het niet voldoende om vrouwen van kleur en zwarte vrouwen (in grote minderheid) toe te voegen. Het is geen kwestie van ‘toevoegen & roeren’ zoals Prof. Gloria Wekker dat ooit zei. Intersectionaliteit is belangrijk omdat het laat zien hoe macht werkt tussen vrouwen onderling. Om dat te tonen moet ruimte gemaakt worden in de teksten of het beeld om die verschillen expliciet te maken en zodoende eer te doen aan de rol en het werk van zwarte vrouwen en vrouwen van kleur.

Francina de Neef, door Fred. Norton, 1890 (particuliere collectie)

Boek Tjoet Nja Din, De roman van een Atjehse vorstin geschreven door Székely-Lulofs (1948)

Vrouwen & Strijd: Hermina Huiswoud (1919-1998)

Terwijl het Amsterdam Museum deze ruimte inricht voor de rol van vrouwen in de Nederlandse geschiedenis, zetten Jessica de Abreu en Mitchell Esajas zich in om de geschiedenis van Zwarte mensen in Nederland zichtbaar te maken in The Black Archives. Daar verdiept Jessica zich in het leven en werk van Hermina Huiswoud, die we nu vooral kennen als de ‘vrouw-van’ de verzetsheld Otto Huiswoud. Huiswoud ontbreekt in het Amsterdam Museum, terwijl zij net zo veel toegevoegd heeft aan de emancipatiestrijd als haar man. Via Jessica’s onderzoek in archieven over de hele wereld ontdekt zij wat die bijdragen precies waren. 

Het kan niet zo zijn dat alleen het vrouw-zijn ons samenbrengt in een tentoonstelling. Want op die manier wordt het zelfs voor iemand die onze ondervertegenwoordiging in de geschiedenisboeken geen probleem vindt, niet duidelijk waar het mis is gegaan. Wat ons verbindt is niet vaak te vinden in onze korte bio’s. De meerderheid van de vrouwen in deze tentoonstelling komt samen in het uiten van een mening die afwijkt van een sociale en culturele norm. Ze stonden op de barricades: spreekwoordelijk en letterlijk. En vanuit die positie zijn in alle verhalen sporen te vinden van strijd en woede. Die sporen zijn niet altijd makkelijk te vinden in de geschreven geschiedenis, maar ze zijn wel degelijk aanwezig. 

In de laatste zaal van de tentoonstelling komt die woede duidelijker naar voren met een spandoek van de ‘Baas in eigen Buik’ beweging. Op subtiele en expliciete manieren zitten de verhalen van alle vrouwen in deze tentoonstelling vol met dat soort momenten van verzet, maar ze kunnen in het verhaal van de tentoonstelling niet op de voorgrond staan. Via dat verzet zou een rode lijn te trekken zijn die de tentoonstelling in werking dichter bij het doel had kunnen brengen: het herschrijven van onze eenzijdige geschiedenis.

Vrouwen & De rest: Amsterdam DNA

Misschien had 1001 vrouwen als een succesvolle herschrijving van de geschiedenis gevoeld als het niet tegenover de vaste tentoonstelling Amsterdam DNA stond. In de vaste tentoonstelling ontbreken vrouwen vrijwel volledige en wordt de geschiedenis van Amsterdam verteld aan de hand van thema’s die doordrenkt zijn van de witte onschuld, zoals burgerschap, ondernemerschap, vrijdenken en creativiteit. In ‘Amsterdam DNA’ is Amsterdam “hoofdstad van de vrijheid”, ontwikkelt het socialisme en de verzorgingsstaat zich door het werk van witte mannen en wordt het geweld van het kolonialisme nog rustig onder de mat geveegd. Zo kan de ‘geschiedenis’ blijven bestaan als het neutrale verhaal van witte mannen, en blijven vrouwen en mensen van kleur zich bewegen in de periferie. 1001 vrouwen functioneert zodoende eerder als bijlage dan als een herschrijving van de geschiedenis.

Emma van Meyeren is een schrijver en onderzoeker. Haar werk kun je vinden in Glamcult, de School blog en Noisey. Van de schrijver Sara Ahmed heeft zij het label ‘feminist killjoy’ geleend en deze draagt zij met trots.