Recensie: De hemel is altijd paars

Mojdeh Feili bespreekt de roman De hemel is altijd paars van Sholeh Rezazadeh: een literaire kunstwerk over natuur, de connectie tussen het heden en verleden en de liefde. Verweven met deze thema’s is de migrantenervaring in Nederland, waarbij eenzaamheid een centrale rol speelt. Rezazadeh heeft een boek geschreven dat je niet kunt en wilt neerleggen.

door Mojdeh Feili

Al sinds ik mij kan heugen is paars mijn lievelingskleur. Ik kwam een TikTok tegen waarin werd gezegd dat mensen die van paars houden radicaal zijn in hun voorliefde en gelijk alles in die kleur moeten hebben. Ik heb dubbel gelegen van het lachen, want het is echt waar. Net zoals ik mij tot de kleur aangetrokken voel, werd ik verleid door de titel van het boek geschreven door Sholeh Rezazadeh: De hemel is altijd paars. De Iraanse debutant woont nog maar sinds 2015 in Nederland, maar de taal lijkt in ieder geval geen geheimen meer voor haar te hebben. Zo won ze bijvoorbeeld in 2019 de El Hizjra Literatuurprijs voor poëzie. Deze poëtische kunsten zijn ook terug te vinden in haar roman dat eerder dit jaar uitkwam. 

Net zoals Rezazadeh zelf is de hoofdpersonage in De hemel is altijd paars vanuit Iran naar Nederland geëmigreerd. Arghavan, wiens naam judasboom betekent in Farsi, bezit een tweedehands winkel waar ze verhalen verzint over de objecten die ze te koop aanbiedt. Ze raakt bevriend met een aantal van haar klanten, zoals Johan die het geluid van bomen opneemt, en de excentrieke slechthorende danseres Anna die altijd outfits voor haar optredens komt kopen. Op een dag komt de fluitist Mees naar haar toe en vertelt dat hij altijd bij haar winkel naar binnen kijkt na zijn muzieklessen omdat hij de kleuren binnen zo mooi vindt. Arghavan wordt verliefd op Mees, maar langzaamaan komt ze er achter dat Mees’ wereld niet zo kleurrijk is als ze had gehoopt. Deze roman gaat over de verbintenis tussen het verleden en het heden, hoe het is om als Iraanse migrant in Nederland te wonen en natuurlijk over de liefde.

Er wordt constant benadrukt dat ze anders is en Arghavan voelt dat na een korte tijd in Nederland al aan. Ze vindt de vragen frustrerend en repetitief. Alsof ze een exotische antwoordmachine is die haar bestaansrecht moet bewijzen.

Arghavan is een dromer en heeft niet veel nodig om in een oude herinnering geworpen te worden. Een paar rozenblaadjes in haar thee of de geur van het bos brengen haar zo terug naar haar jeugd. Deze terugblikken beginnen zoet en zijn rijk aan gedichten die haar vader aan haar voordraagt, maar glijden langzaam af naar een donkere plek. Het licht waarmee Arghavans vroege herinneringen omringd zijn wordt gedimd door het uiteindelijke verval van haar vader. Hij verandert van haar steun en toeverlaat in iemand die nauwelijks voor zichzelf kan zorgen. Haar afstandelijke moeder veracht Arghavans naïeve adoratie van haar vader. Op den duur zorgt deze familiedynamiek ervoor dat Arghavan de bergen waar ze ooit samen zo van genoten heeft met haar vader verruilt voor het oh zo platte Nederland. 

Eenzaamheid

Arghavans levendige jeugdherinneringen zijn samengesmolten met de heimwee die ze voelt: eenzaamheid is een groot thema in Arghavans leven. Zo zegt ze: “in de eerste dagen dat ik hier woonde, was het vreemd om zoveel mensen alleen te zien. […] Van een afstand leek het alsof deze mensen onafhankelijk waren, en vrij.” In Iran wordt veel meer communautair geleefd, waarbij familie voorop staat en mensen voor elkaar zorgen. Dit brengt een mate van afhankelijkheid met zich mee, die in oppositie staat met de op het individu gebaseerde manier waarop de Nederlandse maatschappij is ingericht. Het vrije leven in Nederland vereist een offer: “Eenzaamheid is de prijs die je moet betalen om in deze prachtige herberg te verblijven.” Arghavan had gedacht te kunnen breken met haar verleden als ze eenmaal een nieuw leven was begonnen. De eenzaamheid die ze voelt in Nederland zorgt ervoor dat het jeugdtrauma, dat ze heeft overgehouden aan in de steek te zijn gelaten door beide ouders, steeds getriggerd wordt. Tevens heerst in Iran het idee dat het leven in Europa een en al pracht en praal is door de totale vrijheid en de overvloed aan middelen, maar er wordt geen rekening gehouden met de prijs die je als migrant betaalt. 

Om het probleem van eenzaamheid, waar veel migranten last van ondervinden, tegen te gaan probeert Arghavan er alles aan te doen om connecties te maken met mensen. Ze gaat bijvoorbeeld maar al te graag naar de optredens en feestjes waar Anna haar voor uitnodigt. En ze bouwt een speciale band op met Johan, die als een soort wijze vaderfiguur in haar leven fungeert. Dat ze zo snel na de ontmoeting met Mees verliefd op hem wordt  maakt ook deel uit van het vullen van een leegte. Hij geeft haar namelijk aandacht en toont interesse in haar belevingswereld. Hij lijkt aanvankelijk open te staan voor Arghavans cultuur, wat bijvoorbeeld naar voren komt als hij een lied leert spelen met haar naam erin. Maar zijn onbegrip voor haar positie in de Nederlandse maatschappij wordt al snel schrijnend duidelijk als Mees haar uitnodigt voor het afstudeerfeest van een vriend. Als ze aankomt in het café stelt hij haar voor en zegt hij dat zijn vrienden zich niet moeten laten afschrikken door haar ‘moeilijke’ naam. Daarna vuren de vrienden van Mees vragen op Arghavan af zonder echt naar de antwoorden te luisteren. Ze voelt zich duidelijk niet op haar gemak en denkt: “Ik weet dat als ik zelf geen vragen stel of commentaar geef, ik de onbeleefde, geïsoleerde buitenlander ben die geen moeite doet om zich aan de cultuur aan te passen en mensen om zich heen beter te leren kennen.” 

Er wordt constant benadrukt dat ze anders is en Arghavan voelt dat na een korte tijd in Nederland al aan. Ze vindt de vragen frustrerend en repetitief. Alsof ze een exotische antwoordmachine is die haar bestaansrecht moet bewijzen. Ze vraagt zich af waarom niemand ooit eens vraagt waar ze gisteravond over heeft gedroomd, wat haar eerste pijnlijke ervaring was of wanneer ze zich voor het laatst heeft verbaasd. Als de meest pijnlijke vraag wordt afgevuurd, namelijk of ze Iran wel eens mist, kan ze het niet meer volhouden en neemt ze vrij snel afscheid. Het feit dat Mees haar verdriet totaal niet opmerkt, haar niet steunt en het maar raar vindt dat ze eerder weggaat, zou genoeg moeten zeggen over zijn inspanningen om Arghavan te begrijpen en lief te hebben om wie ze is. 

Wat deze interacties ook duidelijk maken is dat Arghavan veel te maken heeft met microagressies. Omdat punctualiteit bij Mees zo hoog in het vaandel staat, grijpt hij iedere kans aan om Arghavan erop te wijzen dat ze niet zo met haar hoofd in de wolken moet leven. Bijvoorbeeld als ze niet weet welke dag het is of niet op tijd haar winkel opent na haar pauze. Die neerbuigende houding ten opzichte van Arghavan, die niet in de hokjes past waarin hij haar probeert te duwen, komt tot een climax als hij het uitmaakt: “Ik vond het interessant hoe je naar de wereld en naar het leven kijkt, je woorden, je gedrag… Maar ik weet niet zeker of ik ertegen kan. Tegen zoveel verschil, zoveel emotie.” Mees was vanaf het begin alleen maar geïnteresseerd in haar kleurrijke wereld, als een uitstapje uit zijn eigen grijze wereld. Een wereld waarin haast heerst en geen ruimte is voor ‘anders’ zijn. Bovendien staan de kleuren die Mees zo aantrekken symbool voor Arghavans huidskleur en ‘exotische’ cultuur. 

Hoewel Arghavan diep van binnen ook wel weet dat Mees niet de juiste persoon voor haar is, geeft ze desondanks zichzelf de schuld van de breuk. Ze twijfelt aan haar eigen persoonlijkheid, haar ingetogenheid en haar onvermogen om over koetjes en kalfjes te praten. Moet ze dan maar plannen maken voor de toekomst, een ‘fatsoenlijke’ baan zoeken, en “niet meer naar de hemel kijken en bladeren zien, de mooie kleuren van de natuur […].?”. Ze herkent niet dat de reden van haar ongemak de manier is waarop ze in Nederland wordt behandeld. Hier word je overspoeld met verwachtingen om je snel aan te passen en tegelijkertijd wordt van je verwacht, zelfs impliciet geëist, dat je je klein moet maken. Je voelt je eenzaam omdat de maatschappij je liever uitspuugt dan omarmt. Deze ervaring gecombineerd met Arghavans traumatische verleden zorgt ervoor dat ze het verlies van Mees absoluut niet aankan. 

Gelukkig heeft ze Johan nog, de oude man die met bomen kan praten. De natuur loopt als een rode draad door het boek en Johans inherente goedheid wordt gesymboliseerd door zijn voorliefde voor bomen. Bovendien representeert Johan de stem van de redelijkheid die Arghavan bedaart als haar emoties de pan uitvliegen. Hij geeft haar uitstekend advies: “Wij mensen zijn de enigen die onszelf en anderen smoren met verwachtingen. We willen succes hebben in plaats van geluk en we zijn steeds op zoek naar een volgend succes. Speel dat spel niet mee. Laat mensen jou niet met hun maten meten en je in hun vormen inpassen waardoor je er misvormd uitziet.” Hij verschijnt ook bij haar thuis om haar uit de somberheid te helpen die volgt na de breuk. Dat Mees niet bij haar past werd al duidelijk toen hij haar bloemen gaf. Dit maakte haar verdrietig omdat de bloemen in wezen gedood worden om in een vaas te kunnen worden gezet. Mees’ onbegrip voor haar connectie met de natuur maakt duidelijk dat hij haar nooit heeft geprobeerd echt te leren kennen.

Johan geeft Arghavan een wijze les die ik met jullie wil delen: “Soms als je gehoord wil worden, moet je gewoon praten. Als je niet bang bent voor de antwoorden, praat je tegen een mens. Dat is moedig. Maar als je, zoals ik, bang bent voor de mogelijke antwoorden, dan kun je beter naar de bomen toe gaan.” Op poëtische wijze heeft Rezazadeh haar verhaal verteld op papier, dat van bomen is gemaakt en tot de mensen spreekt. Dit boek is het niet alleen waard vanwege de wijze lessen die Johan geeft of de representatie van het migrantenleven in Nederland, maar ook om de literaire onderdompeling in natuur waar Rezazadeh je leven alleen maar mee kan verrijken. 

 

Mojdeh Feili voltooide haar master in English Literature in a Visual Culture en is schrijver, intersectioneel feminist, activist en boekenliefhebber van beroep. Ze schrijft onder meer voor Het Parool, OneWorld, Lilith Magazine en Dipsaus. Ze houdt zich bezig met representatie in de literatuur en werkt naar een inclusievere boekenwereld in de toekomst.