Erbij

Een paar weken geleden kwam ik een vlog tegen van een zwarte trans vrouw die andere transgender vrouwen vroeg om geen toegang te vragen tot organisaties, events, plekken voor en door vrouwen. De vlog, die minstens een kwartier duurde, werd gedeeld in een besloten FB groep voor en door zwarte vrouwen. Ik schrok en verstarde al binnen de eerste minuut en stopte voor de eerste vijf minuten voorbij waren. Ik liep van mijn computer weg nadat ik een paar van de dankbare en instemmende comments van de andere groepsleden had gelezen.

DOOR OLAVE NDUWANJE

Tijdens het afwassen, stofzuigen, bed opmaken en eten koken dat volgde, voelde ik me weer verlaten en uitgekotst. Ik speelde met grootse, boze en theoretisch onderbouwde replieken op de vlog, op het delen ervan in een groep waar ik (en wellicht andere zwarte trans vrouwen en femmes) mijn toevlucht had gezocht; ik zou de groep verlaten met slaande deuren en rechte rug. Tegen de tijd dat ik weer aanschoof aan mijn computertafel, was ik echter op; van mijn rechtvaardige woede was niets meer over dan een oud verdriet en oude pijn. 

Ik heb er namelijk altijd bij willen horen, bij de vrouwen en de meisjes. Als kind kon je me altijd vinden waar vrouwen bijeen kwamen in het huis. Bij het koken en het vlechten van haar, bij het uitkiezen van stoffen en plannen van feestjes, bij het bidden en bij het dansen voor de nieuwe bruid, moest en zou ik erbij zijn. Ik was erbij want daar waren de leukste verhalen, de sappigste roddels, de grappigste beschrijvingen en scherpste analyses van de onnozelheden van (voornamelijk) mannen. Ik was erbij omdat de passie voor het leven, de liefde en God er tastbaar was. Ik was er graag bij want ik voelde me er veilig; de knuffels, strelingen en aanrakingen waren bij de vrouwen het zachtst, het diepst en troostend voor mijn kleine ik. 

Ik zei er dan niet veel, ik luisterde vooral, niet zozeer naar de gesprekken waar ik destijds toch niet veel van begreep. Ik luisterde naar de gefluisterde en onhoorbare beloftes van bondgenootschap die ze elkaar deden. Steeds, in vlijmscherpe berispingen en relativerende mannen-adviezen, boden deze zussen, vriendinnen, dochters, moeders, tantes en collega’s elkaar veiligheid in hun bekrachtigende en erkennende blikken. In het intense drama van verwijten, waarschuwingen en verhalen over de dagelijkse agressies van een vrouwenleven, spraken ze elkaar en zichzelf moed toe. In de complexe en gedetailleerde organisatie van begrafenissen, doopsels, verjaardagen, diploma-feestjes, en de vele vieringen van de grillen van en overwinningen op het leven, bezegelden ze elkaars collectieve lotsbestemming. 

Ik weet niet precies wanneer besloten werd dat ik er niet meer bij mocht zitten. Of wie het precies was die besloot dat ik niet bij de vrouwen hoorde. Ik vermoed dat het mijn vader was die besloot dat ik bij de vrouwen weg gehouden moest worden. Ik vermoed dat de vrouwen, mijn tantes, nichten, moeder, zus en hun vele vriendinnen mijn aanwezigheid niet zo erg vonden. Ik weet dat mijn oma, bijvoorbeeld, me weleens onder haar rok verborg, zodat ik toch ongezien bij de vrouwen kon zitten. Ik kan me herinneren dat ik me dienstbaar en hopelijk onmisbaar probeerde te maken door water te halen, dingen aan te reiken, spulletjes te halen of terug te brengen. Aan mijn moeder fruit geven, bijvoorbeeld, terwijl haar haren urenlang gevlochten werden. En nog zo veel meer.

Ik weet niet precies wanneer besloten werd dat ik er niet meer bij mocht zitten. Of wie het precies was die besloot dat ik niet bij de vrouwen hoorde.

Ik was bereid tot veel, om niet aan de mannen en jongens over gelaten te worden. Bij de mannen en jongens, voelde ik me altijd zo eenzaam en verveeld, opgejaagd en afgevlakt. Ik voelde me er te veel en tegelijkertijd te min, prooi en zondebok. Alleen als mijn zus erbij was, voelde ik me vrij en veilig om met hun mee te doen, om te wedijveren, om terug te duwen, om 'nee' te zeggen. Mijn zus was dan een soort van schild voor me. Ik weet niet precies wanneer ik besloot dat ik liever alleen was dan bij de jongens te moeten horen. Ik weet nog wel dat ik er vaak om huilde. 

Tussen mijn zesde en mijn achtste heb ik veel gehuild om het alleen moeten zijn, aangezien ik niet bij de vrouwen en meisjes mocht. Ik luisterde en keek dan naar orkestrale symfonieën van overleden witte mannen, op de ene Burundese televisiezender, in de opulente woonkamer van ons ouderlijke huis. Terwijl de jongens onder de tanende middagzon renden en riepen, en de meisjes en vrouwen lachten en grapten op het terras. Ik luisterde naar arrangementen en tonen die naar de hemel leken te reiken en ik stuurde mijn gebeden mee, totdat ik in tranen in slaap viel op het dons-diepe, fluweelzachte Perzische tapijt. Ik bad om niet langer verdrietig te zijn over mijn eenzaamheid. Ik wou sterker zijn dan mijn isolatie, ik wou het kunnen omarmen en liefhebben zelfs. 

Ik heb lang gedacht dat ik sterker was dan de isolatie die transgender mensen opgelegd worden door de maatschappij.

Ik denk terug en zie het ondraaglijke verdriet van het kind dat ik was; een kind dat begreep dat ze geen troost kon verwachten en krijgen. Ik heb lang gedacht dat ik sterker was dan de isolatie die transgender mensen opgelegd wordt door de maatschappij. Ik heb lang gedacht dat ik wel zonder de nabijheid en bondgenootschap van vrouwen kon. Ik heb lang gedacht dat eenzaamheid mij te min was. Maar het is mij, besef ik me nu, niet te min. Eenzaamheid en verdriet om er niet bij te mogen horen heeft mij gevormd, getekend en gebroken. Ik heb recht op die pijn. Ik mag die voelen en eren. Ik mag er boos om zijn; om het gemak waarmee ik uitgesloten werd van een veilige omgeving, een omgeving waaraan ik wou bijdragen, die ik had gekozen als thuis.

Een paar dagen geleden vierde de The Hang Out 070 de internationale Transgender Zichtbaarheidsdag met een programma met eten, dans, een verhelderend panel gesprek en de vertoning van de documentaire Miss Major. De documentaire volgt Miss Major Griffin-Gracy, een 73-jarige zwarte transgender activist die al veertig jaar vecht voor de rechten van trans vrouwen. Miss Major is een veteraan van de Stonewall opstand, een overlevende van de Attica staatsgevangenis, een voormalig sekswerker, een community leader en mensenrechtenactivist. In de getuigenissen van een van haar protegés wordt ze beschreven als iemand die je waarlijk ziet. Ik meende in de ogen van een van de vele mensen die ze in de documentaire innig omhelst een flits van berusting te zien. Een thuiskomst in armen die jou en je pijn zien; die jou en je pijn omhelzen en tot zich nemen, dichtbij haar hart.

Dat bleef me bij. Hoe zou dat zijn geweest? Als ik als kind, als tiener, als jongvolwassene, waarlijk gezien zou zijn. Als mijn verscheurende eenzaamheid toen opgemerkt was? Wat als je mijn pijn net zo goed kon zien als mijn transgender identiteit? Als onze zichtbaarheid gepaard ging met inzicht in onze isolatie, eenzaamheid en vervreemding? Zouden jullie je dan nog afvragen of transgender vrouwen en femmes welkom zijn in veilige plekken voor en door vrouwen? Zouden jullie dan inzien dat geweigerd worden van een toilet naar onze keuze voor transgender mensen een vonnis is tot huisarrest? Zouden jullie ons dan de ruimte gunnen om mee te doen, bij te dragen, waardig te zijn, als onze verscheuring ook te zien was? Zouden we dan thuis mogen komen, de ballingschap ten einde?

In de laatste paar maanden heb ik dat mogen ervaren, waarlijk gezien worden door andere vrouwen, en in het bijzonder mijn collega’s op de HSP Gemeenteraad Kieslijst. Met een bewuste en vastberaden vanzelfsprekendheid, werd ik door deze prachtvrouwen, onder de leiding van Fatima Faid, consequent en stelselmatig betrokken in alles wat we als vrouwen samen deden. De #StempOpEenHSPVrouw fotoshoot en opeenvolgende sociale media campagne, de Vrouwen Meet-up, de brainstorms, onze 8 maart ludieke actie en, mijn persoonlijke hoogtepunt: een speech mogen geven bij de Nederlandse Vrouwenraad politieke salon, namens alle andere vrouwen op onze kieslijst. Het herinnerde mij aan het collectieve vrouw-zijn van de Barundikazi[1]waar ik mee opgroeide. Het vrouw-zijn dat me inspireerde, dat me veiligheid bood, waar ik dienstbaar aan wilde zijn. Ik weiger een eenzaam en geïsoleerd vrouw-zijn; ik wil erbij horen, gezien worden, gedragen worden. Ik wil dienstbaar zijn aan gemarginaliseerde vrouwen, ik wil ze op mijn beurt zien en dragen. 

[1]Vertaling: Burundese vrouwen

Olave Nduwanje is zwart, veganist, non-binaire trans femme, queer, feminist, Umurundikazi, neuro-atypisch, geldarm en verbeten romanticus. Ze is een van de auteurs in ZWART - Afro-Europese literatuur uit de Lage Landen en was afgelopen gemeenteraadsverkiezingen Kandidaat-Raadslid voor de Haagse Stadspartij.